Er was eens een timmerman, Friesland genaamd, die een schat aan kennis bezat over hoe timmerwerk te verfijnen. Hij had zijn werkplaats midden in het bos waar je hem de meeste dagen kon vinden, dus hij had het altijd druk. De smid, met zijn baard vol gloeiende sintels, was de enige die wist waar hij was, dus kwam hij altijd even langs om te praten. Op een dag was Friesland aan het werk op een bank. Hij had net alle oude verf en opgedroogde lijm verwijderd en wilde net beginnen met polijsten, toen hij merkte dat zijn bankje wiebelde. Hij haalde zijn handzaag tevoorschijn en maakte snel twee zaagsneden in de bank om